- comme
- comme1 [kom]〈bijwoord〉1 wat ⇒ hoe 〈in uitroep〉2 hoe(zeer) 〈in bijzin〉————————comme2 [kom]〈voegwoord; ook bijwoord, voorzetsel〉1 net als ⇒ evenals, (zo)als, als het ware 〈vergelijking〉2 net als ⇒ en ook, (zo)als ook 〈toevoeging〉3 (zo)als 〈wijze〉4 als ⇒ in de hoedanigheid van5 zoals bijvoorbeeld 〈bij opsomming〉 ⇒ als daar zijn6 daar ⇒ aangezien, omdat7 juist toen ⇒ terwijl, toen♦voorbeelden:1 elle était comme folle • ze was bijna gekcomme il faut • zoals 't hoort, netjesune personne très comme il faut • een keurig iemandc'est qc. comme un examen • het is een soort examentout comme (son père) • precies zoals (zijn vader)c'est tout comme • 't komt op hetzelfde neer, 't scheelt niet veelcomme tout • heel erggentil comme tout • hartstikke, onwijs aardigcomme si • alsof3 〈resumerend〉 alors comme ça il paraît que tu nous enlèves notre fille • dus jij gaat onze dochter meenemenun prof comme ça! • een geweldige leraarcomme cela, ça • zo, op die maniercomme ci comme ça • zo zo, z'n gangetjecela fait qc. comme 10 francs • dat is ongeveer 10 frank〈informeel〉 comme qui dirait • om zo te zeggen, in zekere zin¶ comme quoi • waaruit volgt dat, waarin staat dat1. adv1) wat, hoe... (!)2) hoezeer2. conj1) zoals, evenals2) als, in de hoedanigheid van3) daar, aangezien4) terwijl, toen
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.